wennen aan (v) (zich aanpassen) | acclimate (v) (zich aanpassen) |
wennen aan (v) (omstandigheden) | settle in (v) (omstandigheden) |
wennen aan (v) (zich aanpassen) | adapt (v) (zich aanpassen) |
wennen aan (v) (zich aanpassen) | acclimatize (v) (zich aanpassen) |
wennen aan (v) (gebruik) | get used to (v) (gebruik) |
wennen aan (v) (zich aanpassen) | accommodate (v) (zich aanpassen) |
wennen aan (v) (gebruik) | accustom oneself (v) (gebruik) |
wennen aan (v) (zich aanpassen) | adjust (v) (zich aanpassen) |
wennen aan (v) (omstandigheden) | get adjusted (v) (omstandigheden) |